Van wereldkampioen naar ondernemer met impact

Sarèl de Jong

Ze was jarenlang onverslaanbaar in de ring. Wereldkampioen kickboksen, het gezicht van Enfusion, een naam in binnen- en buitenland. Maar wat doe je als de passie verdwijnt en je vooral nog op routine draait? Dan komt de klap. Een burn-out. Sarèl de Jong (28) besloot te stoppen. Het begon als een pauze, eerst met tegenzin. Toen met opluchting. En uiteindelijk met overtuiging. “Het voelde als een reset die uit de hand is gelopen in de beste zin van het woord.”

Sarèl’s carrière begon niet met grootse dromen. “Ik rolde erin via de gymles op school. Een paar kickbokslessen, en ik was verkocht.” Wat volgde, was een razendsnelle klim omhoog. Sparren, wedstrijden en veel toernooien. “Ik vocht soms vijf partijen in een weekend. Mijn ervaring schoot omhoog.” 

Maar makkelijk was het allerminst. Want kickboksen is in Nederland geen olympische sport, en dus kreeg Sarèl geen A-status, geen voorzieningen, geen budget en moest ze zelf fysiotherapie regelen. “We deden het allemaal zelf. Mijn ouders, mijn coach en ik. We sliepen in goedkope hotelletjes in Oost-Europa om zo veel mogelijk partijen te kunnen vechten.” Glamoureus? Niet echt. Effectief? Absoluut. In 2018 werd ze wereldkampioen bij Enfusion. Vanaf dat moment werd het serieus: sponsoren, media, verplichtingen. “De druk was enorm. En ik legde die druk ook vooral mezelf op. Ik dacht: mensen verwachten dit van me. Dus ik moet.”

‘Ik kon geen bokshandschoen meer zien’

Na jaren presteren op topniveau, viel het fundament langzaam weg. De klik met haar coach verdween, het plezier droogde op. “Op een gegeven moment kon ik geen bokshandschoen meer zien. Ik stond elke dag te huilen. Ik wilde niet meer. Maar het moeilijkste was: toegeven dat ik niet meer wilde.”

Toch deed ze het. Ze stopte met vechten. In eerste instantie tijdelijk, later definitief. “Het voelde als een reset. En dat was nodig. Ik had jarenlang een topsportleven geleid, maar nul ruimte gehad om te voelen wie ik daarbuiten was.”

Na het vechten, ging Sarèl… hardlopen. “Hardlopen is vrijheid. Je trekt schoenen aan, stapt naar buiten en gáát.” De stoten tegen de bokszak werden vervangen door kilometers in de natuur. “Het is het tegenovergestelde van wat ik deed,” lacht ze. “Van drie keer drie minuten explosief vechten naar uren rennen.” 

Ze trainde door, liep een marathon, kwam in aanraking met triathlon en had ineens een nieuw doel. “Het gaf me richting. En het fijne: het hoefde niet. Ik koos het zelf.” In juni staat ze aan de start van haar eerste halve Ironman. En dat smaakt naar meer. “Ik wil uiteindelijk een hele doen. Niet om ‘m uit te lopen, maar om te excelleren. Ik weet dat ik goed genoeg ben. Misschien word ik geen wereldtopper meer, maar ik wil wel de beste versie van mezelf worden. Ook hier.”

Van topsporter naar ondernemer

Intussen begon ook haar ondernemerskant te groeien. Waar voorheen sponsoren haar inkomsten verzorgden, bouwde ze nu aan een eigen praktijk: personal training, groepslessen, bokscoaching. “Ik moest wel, financieel gezien. Maar ik vond het ook leuk. Ik kreeg energie van mensen helpen, van beweging combineren met mentale kracht.”

Sarèl geeft inmiddels ook presentaties aan ondernemersclubs, waar ze vertelt over de overeenkomsten tussen topsport en ondernemen. “Die twee werelden liggen dichter bij elkaar dan je denkt. Het gaat om discipline, doelgerichtheid, omgaan met tegenslagen, opstaan na verlies. Je moet presteren op momenten dat het ertoe doet, maar ook als niemand kijkt.”

Veerkracht is daarin het sleutelwoord. “Iedereen ziet spierballen. Maar veerkracht zit in je hoofd. Kun je doorgaan als het tegenzit? Durf je opnieuw te beginnen als je plan mislukt? Als topsporter heb ik dat geleerd. En nu als ondernemer ervaar ik het opnieuw, op een andere manier.”

Impact maken

Waar haar dagen ooit bestonden uit trainen en presteren, draait het nu om verbinding maken. Met klanten, jongeren, vrouwen die een steuntje in de rug nodig hebben. Ze geeft les bij club HARDWERK in Groningen, verzorgt personal trainingen en begeleidt groepstrainingen. “Ik werk ook met Empower Me, een project voor vrouwen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Via boksen bouwen we aan weerbaarheid. Niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Dáár zit de kracht.”

Coach, ondernemer, atleet: in die volgorde, of allemaal tegelijk

Toch, helemaal loslaten doet ze het nooit. “Soms mis ik de vechtsport. Niet per se het trainen, dat doe ik nog wel. Maar het gevoel dat je ergens écht goed in bent, dat je mensen versteld kunt doen staan van wat je kunt, dat mis ik wel eens.” Ze mist de volle zalen, het applaus, het kippenvel net voor de bel. “Maar het mooie is: ik kan nu zelf kiezen wanneer ik bokshandschoenen aantrek. Niet omdat het moet, maar omdat ik het wíl.” 

Waar ze over vijf jaar staat? Sarèl hoeft er niet lang over na te denken. “Ik wil sport en ondernemerschap blijven combineren. Ik ben nog niet klaar als atleet, maar ik weet ook dat ik als coach veel kan betekenen. De mentale kant van sport boeit me steeds meer. Mensen begeleiden naar hun eigen kracht. Maar ik wil ook blijven leren. Alleen nu bepaal ik zelf de regels.”

Renate Groenewold

"Topsport is een aaneenschakeling van teleurstellingen met af en toe een hoogtepunt"

Sommige kinderen dromen van prinsessenjurken of brandweerauto’s, maar Renate Groenewold had op haar elfde haar toekomst al uitgestippeld: ze zou profschaatser worden. “Ik schreef het in een vriendinnenboekje en vanaf dat moment was het eigenlijk in beton gegoten”, vertelt ze. De keuze voor een vakkenpakket op school? Moest sportvriendelijk zijn. De steun van haar ouders? Onmisbaar, zolang dat atheneumdiploma er maar kwam. “Maar één ding stond voor mij als een paal boven water: ik wilde de beste van de wereld worden.”

Dat vuur werd aangewakkerd toen ze in 1988 Yvonne van Gennip drie keer goud zag winnen in Calgary. “Toen wist ik: dát wil ik ook.” En zo geschiedde.

Een kampioenschap met een gouden randje

Haar sportieve hoogtepunt? Wereldkampioen allround in 2004. Een prestatie die niet alleen op het ijs groots was, maar ook persoonlijk een diepe lading had. “Mijn vader was mijn steun en toeverlaat, reed me overal naartoe. Maar tijdens het WK in Hamar in 2004 was hij er niet bij, want hij was ernstig ziek.” Een week voor het kampioenschap sprak hij de wens uit om haar nog één keer wereldkampioen te zien worden. “En dat gebeurde. 8 februari. Vier maanden later was hij er niet meer.”

Dat weekend in Hamar voelde anders. “Ik was altijd druk met alles en iedereen, maar toen kon ik dat loslaten. Alsof alles op zijn plek viel. Ik herinner me nog dat ik halverwege een race dacht: ik heb zere benen. En meteen daarna: nee, wat nou zere benen? Mijn vader had kanker in zijn botten, die wist pas wat pijn was. Die mindset, dat pure doorzettingsvermogen, dat maakte toen het verschil.”

De kunst van het vallen en opstaan

Topsport is niet alleen maar medailles en glorieuze finishmomenten. “Het is een aaneenschakeling van teleurstellingen met af en toe een hoogtepunt”, concludeert Renate. “Je leert er ongelooflijk veel van. Evalueren, bijsturen en dóór.” Die eigenschap heeft ze moeiteloos meegenomen in haar leven na de sport. “Ik merk nu in mijn werk ook dat ik snel schakel. Als iets niet loopt zoals gepland, vraag ik: oké, wat ging er mis en hoe doen we het de volgende keer beter?”

En dat brengt ons bij misschien wel de belangrijkste eigenschap van een topsporter: mentale veerkracht. “Je moet tegen een stootje kunnen, anders kom je er nooit. Het glas moet altijd halfvol zijn.” Renate moet lachen. “Ik kan ook echt niet tegen mensen die alles somber inzien. Jongens, we worden geboren om weer dood te gaan. In de tijd daartussen moeten we zelf de slingers ophangen.”

‘Welkom in de normale wereld’

Na haar schaatscarrière werd Renate coach, maar uiteindelijk lonkte het ‘normale’ leven. “Mijn schoonzusje zei op een gegeven moment: welkom in de echte wereld”, grinnikt ze. De overgang verliep soepel. “Mijn broer vroeg me om mee te kijken in zijn zaak, Bouwbedrijf Groenewold, omdat hij het gevoel had geen grip meer te hebben op het bedrijf. Uiteindelijk vroeg hij of ik de zaak samen met hem wilde runnen.”

Vandaag de dag runnen ze samen vier bedrijven, waaronder een timmerbedrijf en bouwbedrijf, met 50 tot 60 medewerkers. En ja, ook daar komt die topsportmentaliteit weer om de hoek kijken. “Ik verwacht van mensen dat ze volle bak ergens voor gaan, net als ik. Maar niet iedereen heeft die instelling.” Dat vond ze een eyeopener. “In topsport is het normaal dat je altijd een plan B hebt, vitaal blijft, gezond eet, vooruitdenkt. Maar voor veel mensen is dat niet vanzelfsprekend. Daar moest ik wel even aan wennen.”

Ondernemers versus topsporters

Renate ziet dagelijks de parallellen tussen topsport en ondernemerschap. “In beide werelden draait het om discipline, focus en doorzettingsvermogen. Je moet strategieën bedenken, plannen maken en, misschien wel het allerbelangrijkste, omgaan met tegenslagen. Maar uiteindelijk draait het allemaal om balans”, vervolgt ze. “Of je nu topsporter of ondernemer bent, je moet goed voor jezelf zorgen. Voeding, rust, mentaal scherp blijven – dat maakt echt het verschil.” 

Maar er is nog iets. Net als een schaatser die zich na een mislukte wedstrijd herpakt, moet een ondernemer veerkracht tonen als een project niet loopt zoals verwacht. “Het verschil? In de sport werk je toe naar een piekmoment, terwijl een bedrijf continu op niveau moet presteren. Maar die mindset – vooruitdenken, leren van fouten en altijd op zoek naar verbetering – is in beide onmisbaar.” En ja, daar hoort ook een stukje teamgeest bij. “In de bouw, net als in de sport, is samenwerken cruciaal.”

Schouders eronder

Toch voelt het alsof er nog een sprankje onrust in haar zit. Mist ze de sportwereld? “Ja”, zegt ze zonder aarzelen. “Dat ergens naartoe werken, die intensiteit, dat ga je nergens anders vinden.” Dus wie weet. Misschien keert Renate ooit nog terug naar haar roots, met een rugzak vol nieuwe kennis en een bak aan levenservaring. Maar tot die tijd? Zet ze gewoon weer de schouders eronder. Zoals altijd.

Hans van Breukelen

Hij heeft een indrukwekkende internationale voetbalcarrière achter de rug. Werd als enige keeper met het Nederlands elftal Europees kampioen en pakte in hetzelfde jaar met PSV de Europacup I. Hans van Breukelen heeft enorm genoten van de successen maar heeft ook diep gezeten toen het niet goed ging. Hij schreef het boek ‘Maak je comeback’, daarmee hoopt hij mensen te inspireren om de regie over het leven weer terug te pakken. Van Breukelen is een veelgevraagd spreker en biedt organisaties en individuen een helpende hand om een comeback te maken.

De Australische president overweegt om sociale media voor jongeren te verbieden, dat hoor ik net op de radio, begint Hans van Breukelen (67) terwijl hij in de keuken van zijn woning in Den Dolder een bak latte macchiato uit zijn splinternieuwe koffieautomaat tapt. “Ik begrijp dat wel. Het geeft een beeld van de wereld dat niet echt is. Iedereen is gelukkig en mooi. Leuk allemaal, maar zo zit de wereld helaas niet in elkaar. Allemaal schijn. Veel pubers denken dat dit de ideale wereld is. Je schrikt van de mentale gezondheid onder de jeugd.” 

Verbinding

Met betutteling door de overheid heeft hij niets en zijn vrijheid ervaart hij als de grootste waarde in zijn leven. “Het is een recht. Maar wat ik wel vind: als alles moet kunnen en moet mogen, wat voor plichten hebben we dan nog? 1 op de 7 mensen vindt dat ze geen verplichtingen hebben naar de maatschappij of omgeving. Nederland heeft de beste infrastructuur als het gaat om het verenigingsleven. Het is bijna Nederlands erfgoed.  Vele vrijwilligers zijn bezig om dat allemaal te faciliteren bij verenigingen. Iedereen kan deelnemen, jong, oud, ongeacht geaardheid of geslacht, het maakt niet uit. Als je dan leest dat er steeds minder mensen bereid zijn om dingen te doen voor hun club, noem ik dat armoede. Dan kunnen we wel over onze jeugd klagen: wat zal er van ze terechtkomen? Verspilde energie. Laten wij ons aanpassen aan de jeugd, dat haalt de frustratie bij jezelf weg. Als je je inleeft in jonge mensen, is de kans groot dat je verbinding maakt. Daar ben ik altijd naar op zoek: hoe kun je die verbinding maken? In ieder geval niet door te zeuren en te zeiken. Ouderen zullen stappen moeten zetten. Mensen roepen wel ‘de jeugd staat centraal’, maar ze hebben geen flauw benul van wat ze bezighoudt. Datzelfde geldt voor bedrijven en organisaties. Die struggelen om jongeren die niet van plan zijn om 40 uur te werken, aan hen te binden. Dan denk ik: verdiep je eens in deze generatie.”

Als ex-onderwijzer volgt hij met bovengemiddelde interesse de ontwikkelingen op scholen. Ouders moeten opgevoed worden, meent hij. “Hun kind is de prins of de prinses. Sinterklaaspolitiek noem ik het: we moeten iedereen tevredenstellen. Onmogelijk. Er zijn regels nodig waaraan iedereen zich moet houden. Pleasen werkt niet. Opvoeden is vaker nee dan ja zeggen. Geef je grenzen aan, dat zeg ik ook tegen mijn eigen kinderen. Ik snap het hoor; werk, gezin, sport, sociale verplichtingen, het leven is druk. Maar door altijd maar toe te geven, help je ze daarmee? Een plicht is rekeninghouden met elkaar. En moeten ze alles doen wat ze leuk vinden? Ik zeg liever ‘doe wat bij je past.’ Mijn zoon was 7 jaar toen hij zei dat hij timmerman wilde worden. We woonden in een dorpje in Brabant en vonden een vakschool in België, een 6-jarige opleiding. Die hebben we in Nederland niet. Hij is van vakman doorgegroeid naar ondernemer, runt zijn eigen bedrijf. Alles wat je hier ziet heeft hij gemaakt.”

Een uur verder en nog geen woord over voetbal. Van Breukelen vertelt graag. Haakt aan bij de actualiteit, vindt ergens iets van. De ups en downs in zijn lange profcarrière hebben hem gevormd. Van de tegenslagen in zijn leven leerde hij het meeste, zegt hij. Van Breukelen maakte naam als doelman voor FC Utrecht, Nottingham Forest en PSV. Hij speelde 73 interlands voor het Nederlands elftal. ‘De Breuk’ was verantwoordelijk voor de belangrijkste redding uit de clubgeschiedenis van PSV: hij wist in 1988 in de wedstrijd tegen Benfica de laatste strafschop genomen door António Veleso te keren waardoor PSV beslag legde op de eerste en enige Europacup I.

Vluchten of vechten

“Ik ben vanuit mijn passie voor keeper het betaald voetbal ingegaan. Ik heb ongelofelijk veel fysieke en mentale pijn moeten lijden om daar te komen. Ik was geen natuurtalent. Toen ik op 29 april 1987 voor de interland tegen Hongarije gepasseerd werd door Rinus Michels, omdat hij twijfels had of ik nog wel met de druk kon omgaan, heb ik enorm aan mezelf getwijfeld. Je wordt gewoon kapot geschreven door het journaille. Zo voelt dat.” Samen met zijn toenmalige vrouw Karen, zij overleed 15 jaar geleden aan de gevolgen van alvleesklierkanker, vluchtte de keeper naar een berghut in Zwitserland. “Ze zei tegen me: wat ga je doen? Vluchten of vechten? Ik vroeg haar hoe ze dat bedoelde. Ik heb de sport altijd heel intens beleefd. Alles zette ik ervoor aan de kant. De bal stond in ons gezin centraal. Karen en de kinderen voetbalden mee. Ik was obsessief met mijn vak bezig om het maximale uit mezelf te halen. Dat is bijna mijn valkuil geworden.”

Bubbel 

Van Breukelen wilde wel vechten, maar had geen idee hoe. Geen mens, behalve een keeper, begrijpt wat keepers meemaken, zegt hij. “Het één worden met de bal, het gevoel wanneer je die bal uit de kruising plukt. Het gewonnen duel met een spits die op je afkomt, het gevoel dat je met een vingerkootje de bal net naast de paal tikt en een beslissende penalty tegenhoudt. De keerzijde is dat je een wedstrijd verliest door jouw fout, jouw blunder. Dan voel je je ongelofelijke eenzaam. Je zit in een voortdurende bubbel van euforie dat alles lukt en tegelijkertijd de angst dat je fouten maakt. Dan kun je je ongelofelijk alleen voelen.” 

In die berghut vroeg zijn vrouw hem: waarom stop je zoveel energie in wat journalisten over je schrijven, in wat supporters en trainers zeggen? Denk je dat je die personen kunt veranderen? De enige die kan veranderen ben je zelf. Een eyeopener. “Ik zag mezelf in dat stadion staan, alleen maar fouten maken. Ze vond dat ik die tijd beter kon besteden aan iets positiefs, dat ik de ene na de andere redding maakte. Dat werkte. Ik liet die mud aardappelen die ik op mijn rug had los en ging lekker keepen. It’s all about mindset. Daarover gaat mijn boek.” 

Pestprogramma’s

Van Breukelen hoopt mensen iets mee te kunnen geven met zijn verhaal. “In Nederland hebben we behoorlijk wat pestprogramma’s. Ze hangen aan elkaar van opinies, meningen en aannames. De OMA-cultuur noem ik het. Ze houden elkaar in beweging. Ik kan er niet meer naar kijken en luisteren. De mening van anderen interesseert me niets. Ik denk: wie ben jij dan wel niet om dat over iemand of organisaties te zeggen? En heb je enig idee hoeveel schade je daarmee aanricht? Sodemieter toch op man. Ik wil nieuws horen, gebaseerd op feiten. Een mening kan ik zelf wel vormen. Maar het is de tendens geworden. Een geweldig verdienmodel. De grens van een bepaalde beschaafdheid zijn we allang over. Als ik me alles had aangetrokken van wat erover mij gezegd is had ik allang in een dwangbuis in een isoleercel gezeten.” Van Breukelen is even stil. Dan: “Ik kom best veel mensen tegen die in de shit zitten, een laagzelfbeeld hebben. Een onderdeel van het leven is pijnlijden. Maar ik geloof in de veerkracht en de weerbaarheid van mensen. De omschakeling van een geboren verliezer tot een gemaakte winnaar, heeft zo’n impact gehad op mijn leven, het heeft me gevormd. Als je van pijnlijden terug kunt komen in je kracht, dat is het leven.”

Tot slot willen we graag weten welk cijfer Van Breukelen zijn leven geeft. Het antwoord is kort: heel hoog. “Ik voel me een buitengewoon bevoorrecht mens. Ik ben blij met mijn vrouw Carolein, ik heb een mooie periode met Karen gehad en ben trots op mijn kinderen en op hoe ze in het leven staan. Bovendien opa van 9 kleinkinderen. En ik mag leuke dingen doen waar ik energie van krijg.”

Gerard Kemkers

‘Zonder druk en spanning kan ik niet presteren. Als er geen druk is, creëer ik het wel'

Je hebt een lange carrière in de schaats sportwereld. Eerst als langebaan schaatser, later als succesvol coach van topschaatsploegen. Nu heb je je eigen talentschool. Kun je topsport vergelijken met het bedrijfsleven?


“Er zijn zeker veel overeenkomsten. Ik heb het geluk gehad dat ik in een sport terechtkwam die in Nederland populair is. Het gevolg daarvan is dat je connecties opbouwt. Je leert mensen kennen die je anders nooit zou ontmoeten. Er gaan werelden open. Je ontdekt dat wat gezien wordt als ‘typisch topsportgedrag’ ook geldt in an dere werelden. Een ondernemer wil zich onderscheiden in gedrag, houding en commitment. Je moet als top sporter en als ondernemer soms een stap nemen die nog
nooit eerder genomen is. Risico nemen hoort daarbij.


Jij hebt inmiddels veel ervaring in beide werelden.
“Het proces van ontwikkelen en leren stopt nooit. Ik blijf erbij dat ik, of ik nu 80 of 90 ben, mezelf moet blijven ontwikkelen. I know what it takes, dat gevoel heb ik nooit gehad, ondanks meerdere keren olympisch goud. Dat zou gepaard gaan met een zekere arrogantie, een gevoel dat sowieso niet bij me past. Je moet blijven absorberen.”

Jij staat bekend als iemand die het uiterste van zichzelf vraagt maar ook van een ander. Hoe ga je met die druk om en hoe leer je sporters om daarmee om te gaan?
“Ik eis het niet maar verlang het wel. Het is all-in of all-out. Met de hoogste prioriteit. Druk zet mij juist aan. Zonder druk en spanning kan ik niet presteren. En als er geen druk is, creëer ik het wel. Dat probeer ik ook over te brengen op de sporters. Spanning voelen hoort erbij. Ik merk wel dat de hoeveelheid sporters die bereid zijn om tot het uiterste te gaan kleiner wordt. Die 100 procent commitment, de liefde en het trots zijn op wat je met elkaar doet voor een bepaalde job is tanende. Daar maak ik me best wel zorgen over.”

Iemand die onderscheidend is weet dat het af en toe ook mis kan gaan, ieder succes gaat gepaard met tegenslagen'

Hoe bedoel je dat precies?
“Er wordt al snel gevraagd om een vierdaagse werkweek. Maar als je job erom vraagt, moet je er zeven dagen zijn. Mensen jobhoppen tegenwoordig gemakkelijk. Blijkbaar zit er te weinig liefde op de plek waar ze zitten. Er wordt te vaak gekeken naar opleiding in plaats van naar de persoon erachter. Liever minder opleiding, werkethiek en liefde voor de baan. Als je topsport wilt bedrijven heeft dat met persoonlijkheid en karakter te maken, niet zozeer met opleiding. Het leventje waar de samenleving naar toe gaat is die van gemak. Fietsen wordt de elektrische fiets, de grasmaaier wordt een robotmaaier en het liefst hebben ze twee of drie auto’s voor de deur. Het is een maatschappelijke trend.”

Wat zijn voor jou de hoogtepunten in je carrière?
“Twijfel. Ik kan ze moeilijk benoemen. Olympisch goud? Dat is maar een verschijningsvorm. Het is het resultaat van een proces. Het zit veel meer in een succesvolle samenwerking waarin je keuzes maakt, samen in een ambitie zit. Zeker is het leuk dat een vol Thialf jouw naam scandeert. Maar ook dat is maar een moment. Datzelfde geldt voor de twee keer dat ik uitgeroepen van tot Coach van het Jaar. Dat ik Sven en Ireen in deze tijden nog steeds aan de telefoon heb, wij nog steeds bij elkaar op de radar staan, is misschien wel een veel grotere beloning dan die single moments. De vriendschap die ik voel heeft te maken met de grondslag in de ambitie om de beste van de wereld te willen zijn.”

Hoe ga je om met teleurstellingen?
“Je bent geen topper als je niet accepteert dat bij ieder proces ook teleurstellingen horen. Een topper weet dat hij op de grenzen moet manoeuvreren. Iemand die onderscheidend is weet dat het af en toe ook mis kan gaan, ieder succes gaat gepaard met tegenslagen. Die tegenslagen moet je ombuigen in bouwstenen naar een volgende stap in het succes.”

‘Beter worden is belangrijker dan goed zijn’ is een uitspraak van jou. Je moet toch juist goed zijn om in de top mee te draaien? “

Die uitspraak is bedoeld voor jonge sporters die in een ontwikkelfase zitten. Voor mensen die ruimte nodig hebben om winst te boeken in plaats van om alleen maar kaal te winnen. Als je keihard afgerekend wordt op niet behaalde resultaten kan dat voor een veertienjarige de doodsteek zijn voor groei in zijn carrière. Wel moeten we ze bouwstenen meegeven om zich te wapenen. De wereld aan de top is niet coulant. Weinig vergevingsgezind.”

Hoe kijk je terug op je tijd bij FC Groningen?
“Heel positief met een klein vleugje van teleurstelling omdat het niet duurzaam bleek. Ik blijf erbij dat voetbal enigszins is vastgeroest in de voetbalcultuur en de typische manier van ‘voetbaldenken’. Ik denk dat iemand met olympische ervaring, kennis en kunde een organisatie, en dus de voetballer, verder kan brengen. Voetballers die in staat zijn om eredivisie voetbal te veranderen kun je in de opleiding creëren. Dan moet je de opleiding anders inrichten dan alleen maar competitie spelen. Ik wil graag opleiden met als resultaat een geweldig eerste elftal. Heel bot zou je kunnen zeggen, als er veel eerste elftalspelers gekocht moeten worden heb je de opleiding niet voor elkaar. Een mooiere spiegel kan je niet krijgen en dus aan de slag. Moet beter! Waar ik heel erg op aan ga is dingen bedenken die een ander nog niet gedaan heeft. Bij voetbal constateer ik veel ‘doen wat een ander al gedaan heeft.’

Maar ik heb het erg naar mijn zin gehad. Ik vond wat ik zocht: een nieuwe, prikkelende omgeving waar ik enorm uitgedaagd ben. Het gebouw is mijn erfenis, maar daar gaat het niet om.

Olympisch goud?
Dat is maar een verschijningsvorm.
Het resultaat van een proces’

Het gaat om wat er in dat gebouw gebeurt. Ik vind het leuk dat ik dingen herken die wij hebben geïmplementeerd. Er zitten werkpaarden in het eerste elftal. Gronings voetbal is vieze broekjes, zweet op de kop en hard werken. Van begin tot einde. Daar mag ik de credits niet voor trekken, dát is FC Groningen.” Je bent nu 57, waar wil je staan over vijf jaar? “Ik denk er meer over na waar mijn kinderen over vijf jaar staan. We hebben een dochter en een zoon. Ze wonen samen in een appartement in Groningen en komen graag thuis. We hebben een soort hybride situatie. Over vijf jaar zijn ze midden twintig. Dan zijn ze gesetteld. Ik verheug me wel op de volgende fase waarin mijn vrouw Elke en ik ons eigen leven weer wat meer ‘zelfstandig’ in kunnen richten. Ik heb over mijn maatschappelijke toekomst nooit na hoeven denken, het is allemaal naar me toegekomen. Men heeft mij steeds op het juiste moment gevonden. Het olympisch boek is dicht, het leven in de spotlights was geweldig maar is nu afgesloten. Ik kom niet meer via Hilversum de huiskamers binnen. Prima! Nu ben ik weer met iets geweldigs bezig, buiten de schijnwerpers. Dat doe ik met net zo veel plezier. TalentNED is uniek in heel Nederland. Een topsportinternaatzie je nergens anders. Voor mij weer een uitdagende werkomgeving, waar ik voorlopig nog wel even door kan groeien.”


Welk cijfer geef je je leven?
“Heel hoog. Ik voel me een bevoorrecht mens in alle facetten.